- lösen
- lösenI 〈overgankelijk werkwoord〉1 losmaken ⇒ ontspannen, losser maken2 oplossen 〈ook scheikunde〉3 verbreken ⇒ ontbinden, opheffen, annuleren4 kopen ⇒ betalen, nemen5 lossen, afvuren♦voorbeelden:1 den Anker lösen • het anker lichtenAlkohol löst die Zunge • alcohol maakt de tong losdie Tapete von der Wand lösen • het behang van de muur afhalen3 einen Vertrag lösen • een contract, verdrag ontbinden, annuleren4 eine Fahrkarte lösen • een kaartje kopen, nemen5 einen Schuss lösen • een schot lossen, afvurenII sich lösen 〈wederkerend werkwoord〉1 loslaten, -gaan ⇒ loskomen, -raken2 zich losmaken ⇒ zich bevrijden3 opgelost worden4 verbroken worden5 〈scheikunde〉oplossen♦voorbeelden:1 die Spannung hatte sich gelöst • de spanning was geweken2 sich von einem Gedanken lösen • een gedachte loslaten, van zich afzetten3 das Problem hat sich gelöst • het probleem is opgelost¶ ein Schuss löste sich • er ging een schot af
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.